Speelschema’s: Spelen? of “stout” zijn?

Esther Steinebach -<br />
Speelgroep, training en coaching

Speelschema’s: Spelen? of “stout” zijn?

Mick gooit met blokken en als je even niet kijkt klimt hij op de tafel om er vervolgens lachend vanaf te springen. Je hebt hem al een paar keer laten weten dat het moet stoppen maar hij lijkt je niet te horen. Je begrijpt Mick niet meer. Hij blijft klimmen, springen en gooien.

Grote kans dat Mick in een speelschema zit!

Een speelschema is herhaald gedrag dat ieder kind moet doen. Het is een onbewuste drang die een kind aanzet tot spelen. Het borrelt op van binnenuit en ze kunnen het niet laten. Dit herhaalde spel maakt nieuwe verbindingen aan in het brein. Met behulp van speelschema’s ontwikkelen kinderen vaardigheden en kennis om de wereld en zichzelf beter te begrijpen.

Gedrag als; gooien met eten of spullen, klimmen op meubels, spullen “expres” slopen, wild door de ruimte rennen of een beker drinken over het eten gieten kunnen we soms mis interpreteren als “stout”. De kans is echter groot dat een kind dat dit gedrag laat zien in een speelschema zit!

Boek een training speelschema’s

Inzicht in speelschema’s helpt kinderen beter te begrijpen. Als je weet in welk speelschema een kind zit kun je precies aansluiten bij de behoeften van het kind.

Kinderen willen niet stout zijn, ze kunnen soms niet anders!

Dit betekent natuurlijk niet dat je dit gedrag toe moet laten. Inzicht in speelschema’s helpt kinderen beter te begrijpen. Als je weet in welk
speelschema een kind zit kun je alternatieven bieden die passen binnen ditzelfde speelschema. Op deze manier zul je zien dat het ongewenste gedrag verdwijnt en het kind toch zijn speelbehoefte kan bevredigen. Het kind voelt zich begrepen en het gedrag blijft binnen jouw (veilige) grens.

Speelschema’s worden voor het eerst zichtbaar zo rond het eerste levensjaar maar alleen als kinderen de kans krijgen om ongestoord te kunnen spelen. Heel belangrijk dus om een veilig en ongestoord speelklimaat te creëren. Dit kun je doen door de volgorde ogen-mond-handen aan te houden en door te sportscasten. Daarnaast is het heel belangrijk om open einde speelgoed te gebruiken. Door goed te observeren kun je zien in welk speelschema een kind zit. Vervolgens kun je nog meer open einde materiaal aanbieden dat precies past bij dit speelschema. Zo kan een kind maximaal leren en ontwikkelen in een veilige en rijke speelomgeving.

Begrip zorgt voor meer verbinding. En dit is belangrijk want een gezonde verbinding is noodzakelijk voor een kind om gezond op te kunnen groeien.

Hieronder staan de 11 meest voorkomende speelschema’s.

De 11 meest voorkomende speelschema’s

Transport

Interesse in het verplaatsen en vervoeren van voorwerpen of het eigen lichaam. Bijvoorbeeld het vullen van een mand, tas of kruiwagen om voorwerpen in te vervoeren.

Oriëntatie

Interesse in het kijken naar de wereld op verschillende manieren. Bijvoorbeeld ergens op, ergens onder, op de kop, inde spiegel of door een zonnebril.

Transformatie

Interesse in het combineren of veranderen van voorwerpen, materialen of het eigen lichaam. Bijvoorbeeld kleien, pannenkoeken bakken of verkleden.

Rotatie

Interesse in ronde voorwerpen en voorwerpen die draaien of rollen. Bijvoorbeeld een bal, een jojo of het draaien van het eigen lichaam.

Inhoud/Ruimte

Interesse in het begrenzen, passen, vullen en meten van voorwerpen of het eigen lichaam. Bijvoorbeeld een hek bouwen, een bakje vullen of kijken hoeveel er in je mond past.

Omhullen / Toedekken

Interesse in het verstoppen of bedekken van voorwerpen of het eigen lichaam. Bijvoorbeeld het gezicht verstoppen met de handen, een pop toedekken of kiekeboe spelen.

Traject/Richting

Interesse in de verschillende richtingen van voorwerpen of het eigen lichaam. Horizontaal, verticaal of diagonaal. Bijvoorbeeld springen, gooien, iets laten vallen of rennen.

Ordenen

Interesse in het sorteren, rangschikken en ordenen van voorwerpen. Bijvoorbeeld van groot naar klein. En ook interesse in het handelen in een bepaalde volgorde of routine.

Verzamelen

Interesse in het samenbrengen van voorwerpen. Voorwerpen van dezelfde categorie of verschillende voorwerpen door elkaar. Bijvoorbeeld alle knuffels bij elkaar leggen.

Verbinden

Interesse in het verbinden van voorwerpen of het eigen lichaam. Bijvoorbeeld bouwen, rijgen, elkaar een hand geven of puzzelen. Ook met taal: “Alsjeblieft – Dankjewel”.

Destructie

Interesse in het slopen of kapot maken van reeds bestaande verbindingen. Bijvoorbeeld een toren stukgooien, puzzels uit elkaar halen of een zandkasteel slopen.